14

‘Ard? Is Sten Ard daar?’

Het was Ove Boursé.

‘Met Sten.’

‘Onze Deense vriend is bij bewustzijn gekomen.’

‘Mmm.’

‘Hij zegt dat hij is gevallen. Hij heeft wat moeite met praten. Wil je hem nu verhoren?’

‘Nee, we wachten een paar uur. Dan doet het minder pijn.’

Ard legde de telefoon neer en draaide zich naar Wide. Hij zag eruit alsof hij door de woestijn had gezworven, in het spoor van een ontdekkingsreiziger die verdwaald was. Wides gezicht was grijs als zand in de regen. Zijn jack had een decimeterlange scheur in de linkermouw. Het compacte lichaam zag er mager uit, de verhoudingen klopten niet, alsof een operatie maar half was gelukt.

Wide sliep. Zijn hoofd leunde tegen een kussen. De vulling, die eruit hing, bewoog zachtjes heen en weer op de maat van Wides ademhaling.

Hij ziet er vredig uit, dacht Ard, mensen zijn kwetsbaar in hun slaap, de meest geharden krijgen een zachte trek waarin je een spoor van menselijkheid kunt zien, ook al worden ze seconden later wakker en grijpen ze naar het pistool onder hun kussen.

Hij had plotselinge huisbezoeken gedaan, waarbij de slaap nog steeds in het gezicht van de aangehoudenen was gegroefd. Hij had gedaan wat nodig was, maar hij had zich een verkrachter gevoeld. Het was onmogelijk geweest om niet te denken aan razzia’s in dictaturen over de hele wereld tijdens de kleine uurtjes, de wee wee hours, in het Buenos Aires van de jaren zeventig of het Boekarest van de jaren tachtig, in China klopte het broederschap op de deuren of trapte deuren in en iedereen deed wat nodig was. De orde kwam eerst en de wet eventueel later.

Sten Ard kwam overeind en liep naar de hal. Hij zag zichzelf in de gebarsten spiegel en besefte dat hij al een hele tijd niet had geslapen… hoeveel uur al niet?

Hij deed de deur met een zachte klik achter zich dicht.

 

De zomeravond bewoog zich loom naar de dageraad. Een paar taxi’s reden de laatste cafégasten naar huis.

Bij het Munkebacksplein hielp een chauffeur een jongeman in evenwicht te blijven die tegen een betonnen muurtje braakte. Het gebeurde zo vaak, magen die niet zo sterk bleken als verwacht.

Honderd meter van het Radioplein schreeuwde een man: ‘Je bekijkt het maar, klootzak!’ terwijl hij uit een taxi stormde. De chauffeur keek beurtelings verward naar het briefje van vijfhonderd dat hij bij wijze van borg aan het begin van de rit had gevraagd en de bon van 372 kronen die hij de man, die nu naar links uit zijn blikveld rende, had willen geven.

Bij de Korsvägen stond een middelbaar stel stevig omarmd terwijl ze allebei naarstig probeerden zich te herinneren hoe de ander heette.

Op het Sigbergsplein week een dronken dertiger uit voor een kat en reed dwars over de kruising de etalage van muziekzaak Bengan binnen. De etalageruit kwam met een heldere, scherpe klank op het trottoir terecht. De grungeband in de etalage van de zaak had het geluid kunnen maken.

‘Hier is het, nietwaar?’

Ard werd met een ruk wakker en sperde zijn ogen open, als iemand die door de slaap is overvallen en op dezelfde manier wakker wordt.

Hij snoof de geur op van de kleine tuin, die de Middellandse Zee zo dicht mogelijk benaderde: de geluiden, de krekels.

Hij kwam weinig mensen tegen die niet naar regen verlangden. In Zweden was het normaal dat de mensen na twee dagen zon onrustig werden, de grond is droog; in dit land had de bevolking drie generaties terug voor tachtig procent uit boeren bestaan en het vereiste veel meer tijd om de zorg voor grote en kleine akkers uit te wissen, maar nu was de onrust terecht. De grond wás droog. Het binnenland begon eruit te zien als de craquelé aardkorst in Zuid-Europa’s lege zoutmeren. Het wás erg voor de boeren.

Voor het eerst had Ard medelijden met de beroepsgroep die altijd in alle omstandigheden medelijden met zichzelf had. De boeren huilden, maar de tranen waren niet voldoende om de velden te bevochtigen.

De vermoeidheid was weg, of het gevoel ervan. Hij was klaarwakker door het dutje. Ard liep de keuken in en deed de deur zachtjes achter zich dicht. Hij liep naar de koelkast. Boter, worst van Bruna Livs op het Kungsplein, shrjemska, of was het krajnsna, hij wist niet of het Servisch of Kroatisch of Bosnisch was, maar het was erg verslavend en hij dacht er soms aan wat er zou gaan gebeuren met zijn worst. Werd die in het voormalige Joegoslavië gemaakt? Hoe moest het dan met de leveranties? Hij had het niet willen vragen. Het voelde onrechtvaardig om te vragen naar het overleven van een worst als de mensen het al zo zwaar hadden.

Hij smeerde boter op drie zachte schijven roggebrood, belegde er een met een in plakjes gesneden ei, legde drie ingemaakte ansjovisjes over het ei, strooide er waterkers over, sneed de worst in plakjes en legde de worst om en om met plakjes tomaten en Griekse schapenkaas op de twee andere schijven. Hij legde het roggebrood op een groot bord met een paar knoflookolijven en wat ingemaakte aubergine. Hij keek een hele tijd naar het stuk brie in de koelkast, zou hij tot het uiterste gaan? Nu doe ik de deur dicht, dacht hij.

Hij moest zulke maaltijden niet eten, overdag zelden en ’s nachts absoluut niet, hij dacht erover na en schonk een deel van de inhoud van een flesje Jever snel in een hoog, slank glas. Hij wilde veel schuim. Hij wachtte even en schonk meer bier in het glas. Toen het flesje leeg was, zette hij het in een krat in de kast onder het aanrecht.

Ard pakte het bord en een vork en mes in zijn linkerhand, het glas bier in zijn rechterhand en liep naar de bibliotheek. Hij ging op een van de leren fauteuils zitten en zette het bord en het glas op het tafeltje ernaast. Voordat hij begon te eten keek hij door de grote ramen naar buiten. Het was niet langer nacht, het Scandinavische licht drong de stad op deze vroege ochtend binnen. Het herinnerde hem eraan dat dit voor altijd hoorde bij dit deel van de wereld. Warmte, nieuwe gewoonten, geuren en droogte mochten uit het zuiden komen, maar het licht… Niemand ontkwam aan het licht tijdens de Scandinavische zomer.

Hij at roggebrood en nam af en toe een slok bier, hij wist dat hij hierdoor het komende uur niet zou kunnen slapen. Of zou het drie uur duren? Dat kwam met de leeftijd, hij had de afgelopen jaren van alles geprobeerd om de hele nacht door te slapen, maar het lukte gewoon niet. Als hij vroeg naar bed ging, werd hij zo vroeg wakker dat hij lood in zijn benen had als hij in het donker naar het toilet ging. Als hij laat naar bed ging sliep hij onrustig. Drank bezorgde hem nare dromen waaruit hij zweterig en angstig wakker werd en waardoor hij zich verre van uitgerust voelde. ’s Avonds niet eten zette zijn fantasie in werking; als hij in bed lag en probeerde te slapen gloeiden zijn hersenen en dachten ze op hoge toeren. Het was er vaak mee geëindigd dat hij opstond om iets te eten.

Nu maakte hij zich er niet meer zo druk om.

Ard stond op en liep naar de muziekinstallatie. Hij bukte zich en zocht tussen de cd’s. Toen hij de voordelen van de cd besefte, had hij dat als een mooi cadeau beschouwd. Het was nu mogelijk om muziek aan te schaffen van artiesten die lang geleden in vinylvorm verdwenen waren. Ard had lp’s die hij zorgvuldig behandelde, maar die niet langer mooi klonken.

Hij hield van soul. De jaren zestig, de jaren zeventig, hij was erin blijven hangen, het was moeilijk om door te gaan. Vooral de overgang van de jaren zestig naar de jaren zeventig.

Ard legde een cd in de speler en zette zijn koptelefoon op. Overton Vertis Wright. Een van de groten en een van de meest vergeten zangers, het was onbegrijpelijk, maar Sten Ard had het gevoel dat hij O.V. Wright voor zichzelf had en dat was een fijn gevoel. Hij bleef bij de kast met cd’s staan, deed zijn ogen dicht en luisterde voor de duizendste keer naar Don’t Let My Baby Ride alsof het de eerste keer was. Toen de schitterende gitaarsolo begon, gleden Ards handen over de mooie luchtgitaar, hij was ervan overtuigd dat het een Gibson Super 400 was. Hij wiegde met zijn lichaam heen en weer en deed zijn ogen pas open toen de solo geëindigd was en hij teruggekeerd was naar een barré-akkoord en een schrapend geluid hoorde.

‘Luister je unplugged, papa?’

Ze had de Posten in haar handen. Ard zette de koptelefoon af en zette de cd-speler uit. Hij liep naar zijn dochter toe en omhelsde haar. Ze rook niet naar alcohol.

‘Het is laat. Of vroeg. Te vroeg.’

‘Luister je daarom met je koptelefoon op?’

‘Als je mijn gitaar voor me in de hoek zet, kan ik de krant van je aanpakken.’

‘Goed, ik ben toch moe.’ Ze tilde de luchtgitaar met plechtige gebaren op en bracht hem naar de andere kant van de kamer.

‘Moet ik hem naast de andere luchtgitaren zetten?’

‘Ja. Naast de Fender. Nee, die niet. De Telecaster.’

‘Welterusten, papa. Jij moet ook naar bed.’ Ze keek naar het lege bord. ‘Als dat lukt.’

‘Welterusten, Elsa.’

Ard sloeg de krant open en rook de geur van verse drukinkt. Kon hij zich een ochtend zonder krant voorstellen? Hij wist niet wat ervoor in de plaats moest komen, maar hij was bang dat de papieren krant zijn langste tijd had gehad. Hoe lang zou er nog papier zijn? In Japan waren ze waarschijnlijk begonnen om kranten van plastic te maken.

 

Cocaïne ter waarde van 75 miljoen in beslag genomen

Göteborg transitstad voor narcotica

 

In een appartement in Angered heeft de politie van Göteborg afgelopen dinsdag 75 kilo cocaïne ontdekt. De marktwaarde is 75 miljoen kronen.

Op dezelfde dag deed de politie op vijf verschillende adressen in Kungälv, Malmö en Göteborg invallen en rolde daarmee de Peruaanse bende in Zweden op, die wordt verdacht van narcoticahandel.

Het beslag van afgelopen dinsdag is de op een na grootste cocaïnevangst die in Zweden is gedaan. De grootste was in mei afgelopen jaar, toen de douane in Göteborg 150 kilo cocaïne heeft gevonden in een olievat.

‘Dit bewijst opnieuw dat Göteborg de interessantste stad voor het internationale narcoticavervoer is,’ zegt commissaris van politie Sten Sjöberg, hoofd van de afdeling recherche in Göteborg. ‘Maar een deel van de narcotica blijft ook hier.’

De twaalf gearresteerden – acht Peruanen en vier Zweden – worden ook verhoord met betrekking tot de overval op een postkantoor in Göteborg afgelopen maandag, waarbij ruim een half miljoen kronen is buitgemaakt.

 

Peruanen. Waren het niet altijd Colombianen? Er was een tijd geweest waarin de pers heel voorzichtig was met het vermelden van de nationaliteit van criminelen. Het werd niet als relevant beschouwd, maar de tijden waren veranderd. De criminaliteit was veranderd, of misschien was die hetzelfde, maar met een ander tempo. Als voetbal. Hetzelfde spelletje, maar heel veel sneller. Ard liet de lucht tussen zijn tanden door ontsnappen. Misschien was het noodzakelijk om de afkomst erbij te vermelden. Zijn collega’s wilden dat tenslotte. Hij was er echter van overtuigd dat het de vreemdelingenhaat aanwakkerde, de angst voor het vreemde. Ik heb het toch gezegd. Een Somaliër of een Colombiaan of een Peruaan die vastzat voor drugshandel kon een uitgebrand asielzoekerscentrum betekenen. Haat was niet kleurenblind.

 

De Stena Jutlandica dreef als een steen op de Göta Älv. Het kolossale vaartuig eiste het uiterste van de rivier aan opwaartse druk. De boot dreef als een stuk geslepen graniet.

Het bovenste zonnedek baadde in het verdwijnende maanlicht. Over een tijdje zou de zon haar rode stralen uitzenden, als uit een staaflantaarn met gebroken glas. Een van de stralen zou van het bovenste naar het onderste zonnedak glijden, langs het botendek, het restaurantdek, het entreedek, het bovenste platformdek, het bovenste autodek, het onderste autodek, het middelste dek. Het licht zou daarna met een zwak gesis in het water duiken, aan de andere kant weer boven water komen en de reis in omgekeerde volgorde naar boven voortzetten.

Op het restaurantdek, naast het restaurant, lag de conferentiezaal er eenzaam en stil bij. Het witbleke licht van de overheadapparatuur zou pas over een paar uur warmte en licht verspreiden tussen de conferentiedeelnemers van de universiteit van Göteborg, Pååls, Limco AB, Volvo vrachtauto’s, de provinciale raad van Älvsborg.

De gang lag in het halfduister, op dit tijdstip was het uiterst moeilijk om de bordjes op de verschillende deuren te lezen. Francofielen bij de Stena Line hadden de conferentie- en vergaderzalen Nice, Cannes, Bre-tagne, Dieppe en Brest genoemd. En Parijs, natuurlijk.

Aan het eind van de rechter conferentiegang, gezien vanaf de receptie, lag het trappenhuis, met een deur naar Cannes 2. Een dubbele trap leidde naar beneden, naar het entreedek en het bardek. Op de zevende verdieping, in de kleine ruimte van het trappenhuis, was een bijna altijd dichte en afgesloten deur naar Bar Lido. Naast deze deur bevond zich nog een deur. Daarop stond: 705 – privé. Die deur was ook bijna altijd dicht en op slot.

De kamer was eenvoudig gemeubileerd, een tafel en twee stoelen, een kleine kast. Een opvouwbaar bed, altijd prettig om op lange autoreizen mee te hebben.

Toen het ragfijne licht van de dageraad zich een weg naar binnen zocht via de ventilatieopeningen bewoog de persoon zich, en ging van zijn linkerkant op zijn rechterkant liggen zonder van houding te veranderen of wakker te worden. In een hoek van de kamer, achter het hoofdeind van het bed, vlak bij het hoofd van de persoon, lagen een paar vuilniszakken.

 

Ze liepen langs het kanaal, naar de haven, de lichte zomernacht lag als een dun laken over de stad en ze bleven even bij het water staan, naast de Opera. Hij vroeg haar of ze er al eens was geweest, maar hij luisterde niet naar haar antwoord. Zelf had hij moeite met operamuziek. Te veel gevoelens, te grote gebaren, te veel geluid om gedachten onder woorden te brengen. Opera was beelden van mensen die high werden van het leven zelf, en het was niet echt zijn ding om je leven te bezingen. Nu vroeg ze hem iets en hij keek naar haar.

‘Sorry?’

‘En jij? Hou jij van opera?’

‘Ik zou het wel willen leren.’

‘Waarom?’

‘Tja… het voelt… juist op de een of andere manier, alsof je van opera moet houden. Misschien doe je dat als je er wat vaker naar hebt geluisterd.’

Wat een onzin. Hij vroeg zich af of ze een van die vrouwen was die in bed praatten, die jankten en gilden en onophoudelijk praatten, en de hele tijd een heleboel achterlijke vragen stelden, vragen waarop je alleen maar een antwoord kon brommen. Sommigen namen de dingen ernstig. Fredrik Björcke dacht erover na of hij vannacht een bankbiljet zou oprollen en haar iets zou leren waar ze echt van zou houden.

‘Ik heb thuis… wat opera.’

Ze schonk hem weer die blik. Hij wist niet meer zeker of hij er zin in had.

‘Dat geloof ik graag.’

‘Hoor ik een bepaalde ironie in je stem?’

‘Waarom denk je dat?’

In plaats van antwoord te geven leidde hij hen naar de stad terug. De nacht was nog jong.

Allen die gestorven zijn
titlepage.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_000.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_001.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_002.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_003.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_004.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_005.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_006.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_007.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_008.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_009.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_010.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_011.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_012.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_013.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_014.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_015.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_016.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_017.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_018.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_019.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_020.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_021.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_022.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_023.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_024.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_025.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_026.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_027.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_028.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_029.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_030.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_031.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_032.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_033.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_034.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_035.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_036.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_037.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_038.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_039.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_040.xhtml
Allen die gestorven zijn_split_041.xhtml